Vaklessen

OP DEZE PAGINA:

Na het periodeonderwijs krijgen de kinderen vaklessen. In lessen van steeds driekwartier komen volgens een wekelijks terugkerend rooster een heel aantal vakken aan bod. Dit betreft afwisselend oefenuren waarin vaardigheden tot zelfstandig vermogen worden, kunstzinnige- en bewegingsvakken. De vaklessen worden soms in de klas door de eigen klassenleerkracht gegeven, andere door aparte vakleerkrachten of door een klassenleerkracht van een andere klas. Bij alle vakken staan we even stil.

De oefenuren
In de zogenaamde zelfwerkuren wordt er zelfstandig aan taal en rekentaken gewerkt die voortvloeien uit de lesstof die eerder in het periodeonderwijs is aangeboden. In de lagere klassen krijgen de kinderen een dagtaakje, later vanaf de 3e klas wordt er gewerkt met een weektaak zodat kinderen ook gaandeweg leren plannen en zelf bijhouden van de taken. Het oefenen van het handschrift is ook een onderdeel van de dag/weektaak activiteiten.

 

 

 

 

 

 

 

Engels
Het jonge kind is nog helemaal open; kan alles nog heel gemakkelijk opnemen, zo ook vreemde talen. Door middel van het opnemen van een andere klankwereld dan die van zijn moedertaal, worden andere innerlijke snaren bespeeld, wat leidt tot verrijking en beweeglijkheid. Engels leren de kinderen bij ons vanaf de 1e klas. Dat gebeurt eerst zoals het kind zich de moedertaal eigen maakte, spelenderwijs en vooral door te luisteren naar de klanken en woorden, door liedjes te zingen en versjes te zeggen. Grammatica wordt vanaf de 4e klas toegevoegd en het lezen in het Engels vanaf de 5e klas.

Topografie
Vanaf de 4e klas wordt de topografie ook als vak aangeboden. Eerst staat Nederland centraal, daarna Europa en ten slotte de wereld.

Kunstzinnige vakken
Veel van de kunstzinnige vakken zijn als verwerkingsvorm ook een element van het periodeonderwijs. In de vaklessen zijn de verschillende kunstzinnige uitingen niet dienend als verwerkingsvorm, maar vooropstaand en worden de vaardigheden ervan geoefend. Er zijn beeldende vakken en muzikale vaklessen.

Schilderen
Er wordt met aquarelverf op nat papier geschilderd. Hierdoor kunnen de kleuren zich gemakkelijk bewegen en wordt het schilderen een levendig proces. In de lagere klassen wordt nog puur vanuit de kleur geschilderd. Beelden uit de verhalen vormen de inspiratie voor kleur en kleurbeweging. Vanaf de tweede helft klas 3, wanneer de blik van de kinderen meer naar buiten gericht is, komt die zichtbare wereld in het schilderwerk te voorschijn. In de zesde klas is licht-duister een belangrijk thema. Er wordt met sterkere contrasten gewerkt en ook andere technieken worden toegepast.

Tekenen
Het tekenen wordt aangeleerd vanuit het werken in vlakken en achtergronden waar de kinderen in eerste instantie nog op een natuurlijke manier in tekenen. Geleidelijk aan wordt ook wat er figuratief uitgebeeld wordt vanuit het vlak opgezet, waarbij de lijnvoering voor de details en nuances zorgt. Uiteindelijk voelen de kinderen zich dan zo zeker dat ze ook vanuit de lijnvoering kunnen tekenen. In de 6e klas wordt er begonnen met zwart-wit tekenen. Er worden door de jaren heen verschillende tekenmaterialen gebruikt zoals waskrijt, filiakrijt, kleurpotloden en houtskool.

Vormtekenen
Het opnemen en naar buiten brengen van vormen werkt vormend voor onszelf. Het werkt ondersteunend naar alle vormende handelingen toe zoals bijvoorbeeld het schrijven. Het vormtekenen begint in de eerste klas met het op talloze manieren op papier zetten van rechte en kromme lijnen. Dan spiralen die naar binnen of naar buiten wikkelen. Steeds komt er meer bij, zoals symmetrie in de tweede, de metamorfoses in de 3e klas, vlechtmotieven in de vierde, de vormentaal uit oude cultuurperioden in de vijfde, tot men uiteindelijk in de zesde klas aankomt bij ingewikkelde geometrische figuren.

Handwerken
Het handwerken vraagt om vaardige vingers; het oefent de fijne motoriek, waarvan bekend is dat die van invloed is op alle leerprocessen en in het bijzonder het rekenen. Daarnaast bevordert het praktisch inzicht en doorzettingsvermogen. En het zelf maken van iets geeft een gevoel van vreugde. Voor de verschillende leeftijden staan verschillende thema’s en technieken centraal. Zo worden er in de 1e klas vaak kabouters gebreid, in de 2e ballennetjes gehaakt, in de 3e mutsen gebreid, in de 4e geborduurd en in de hogere klassen gaan kinderen weven en vilten.

Handenarbeid
In de eerste vier jaar van de onderbouw is handenarbeid nog een geïntegreerd deel van het overige onderwijs. Diverse knutseltechnieken komen aan bod. Er wordt ook geboetseerd, aanvankelijk met bijenwas later met klei. In de vijfde klas wordt daarnaast begonnen met houtbewerking: het houtsnijden staat centraal. In de 6e klas worden er houten voorwerpen gegutst. Het belangrijke van het houtbewerken is het proces van grof naar fijn werken.

Keuze-uur
In klas 4 t/m 6 is eenmaal per week (gedurende een aantal blokken per jaar) het keuze-uur. Tijdens dit uur worden er verschillende workshops geboden waaruit de kinderen van klas 4 t/m 6 zelf kunnen kiezen. Het is heerlijk dat de kinderen eenmaal per week een activiteit mogen doen waar ze zelf voor gekozen hebben. Het betreft steeds activiteiten waar ze in een aantal lessen een bepaalde vaardigheid kunnen leren.

Het aanbod is steeds wisselend en afhankelijk van de leerkrachten Die op dat moment dit uur samen inhoud geven. Zo kon er de afgelopen jaren onder andere gekozen worden uit: verschillende teken- en schildertechnieken, dans, muziek of theater, figuurzagen, linoleum snijden, dichten, computercursus, koken, solderen, glas in lood zetten, vilten, Japans, filosoferen, werken aan een eigen onderwerp tot een werkstuk.

Muziek
Het muzikale element is in het hele vrijeschoolonderwijs verweven met liedjes, spel, ritmisch bewegen en instrumentale muziek. Naast de gewone majeur- en mineurmuziek, wordt in de eerste klas ook gebruik gemaakt van pentatonische melodieën, die door het ontbreken van de grondtoon en door enkele ruimere toonafstanden, een heel open karakter hebben. In de hogere klassen wordt de muziek wat steviger. In de vierde klas, als de kinderen zelfstandiger worden (en zich soms ook eenzamer kunnen voelen), wordt het zingen van canons belangrijk. De canon is dan een mooie uitdrukkingsmanier van het krachtig tegenover en ook samen mét de omgeving staan.

Vanaf de vierde, vijfde klas wordt steeds meer meerstemmig gezongen. Behalve zingen is ook het instrumentaal spel belangrijk. De leerlingen spelen vanaf de eerste klas op de sopraan bamboefluit. In de hoogste klassen komen daar af en toe de alt-, tenor- en basbamboefluit bij. Liedjes worden vaak met allerlei slagwerk verrijkt (xylofoon, trommel, houtwerk, enzovoort). Ook wordt het bespelen van een eigen instrument gestimuleerd door het vormen van gelegenheidsorkestjes.

Euritmie
Euritmie is een bewegingskunst die in de vrijeschool pedagogisch wordt toegepast. Doel is dat het kind uiterlijk, maar ook innerlijk ‘in beweging’ komt. Klank en gebaar komen bij elkaar. Euritmie heeft een zekere verwantschap met dans. In de euritmie gaat het echter niet zozeer om het uitdrukken van gevoelens, maar om met gebaren zichtbaar te maken wat er klinkt in het gesproken woord en in de muziek. Zo worden bijvoorbeeld in de woordeuritmie klinkers en medeklinkers en ook de betekenis van het woord zichtbaar gemaakt.

In de tooneuritmie maakt men de muziek zichtbaar door toonsoort, intervallen, maat, melodie en ritme in bewegingen uit te drukken. Het spreekt vanzelf dat de manier waarop euritmie beoefend wordt, afgestemd wordt op de betreffende leeftijdsgroep. Zo worden in de 1e klas sprookjes uitgebeeld, fabels in de 2e, ambachten in de 3e enz. Samenvattend kan gezegd worden dat euritmie (jonge) mensen op een levendige manier laat omgaan met woord en muziek en een versterkende werking op het zielenleven heeft.

 

 

 

 

 

 

 

Gymnastiek (bewegingsonderwijs)
Het bewegingsonderwijs maakt de eerste jaren nog volledig deel uit van het overige onderwijs. Kinderen willen bewegen, zijn een en al beweging. Gedichten, liedjes en spelen gaan samen met beweging achter de stoel, tussen de rijen door of voor de klas en buiten. Geregeld gaan ook stoelen en tafels aan de kant. Vanaf de derde klas krijgen alle klassen anderhalf uur per week les in een echte gymzaal. Daarbij worden toestellen, balspelen en allerlei andere vormen van lichamelijke oefening gedaan.

Tuinbouw
We hebben het geluk te beschikken over een prachtig stuk grond vlakbij de school. Alle klassen verzorgen er een deel van. De kinderen leren de grond te bewerken, verschillende soorten gereedschap te hanteren en planten te verzorgen, van zaaien tot oogsten. Iedere klas heeft een eigen thema. Zo maakt ieder kind het volgende mee: bloemen in de eerste klas, vruchtgewassen in de tweede klas, granen in de derde, koolsoorten in de vierde, groene bladgroenten in de vijfde en wortelgewassen in de zesde klas. De grond ondergaat zo een zesjarige wisselteelt.